Description
In deze studie werpt Gert Gielis een nieuw licht op de geschiedenis van inquisitie en kettervervolging in de Nederlanden. Toen zich vanaf 1518 reformatorische en kerkkritische ideeën doorheen de Nederlanden verspreidden, introduceerde de Habsburgse regering nieuwe repressiemechanismen om deze `lutherije’ de kop in te drukken. Voor het eerst wordt de gecompliceerde ontwikkeling van de juridische ketterijbestrijding in de jaren 1520 verteld vanuit het perspectief van een inquisiteur, Nicolaas Coppin (ca. 1476-1535), theologieprofessor en kapitteldeken te Leuven. In 1524 werd hij aangesteld als eerste inquisiteur-generaal voor de Nederlanden. De intellectuele biografie van de academicus Coppin en de gedetailleerde analyses van enkele ketterijprocessen bieden een kader om de handelwijze van de inquisiteur-generaal te vatten. Daarnaast ontrafelt Gielis het complexe samenspel van de vele betrokken autoriteiten, van hun interacties, visies, motieven, praktijken en conflicterende belangen. Zo komt hij, met Coppin als gids, in dit boek tot een vernieuwende kijk op de inquisitoriale praktijk en de mechanismen van kettervervolging in een tijd van confessionele turbulentie.